De Heer Jezus - Zijn terugkomst
Christus heeft het werk aan het kruis volbracht (hoofdstuk 2). Nu, weer terug in de hemel, blijft Hij actief voor ons in Zijn diverse ambten en functies (hoofdstuk 3). In de toekomst zal Hij terugkeren. Deze terugkomst zal in twee fasen plaatsvinden: de opname en deverschijning in heerlijkheid. De vragen en antwoorden zijn bedacht om te laten zien wanneer deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden en hoe ze eruit zien.
4.1 Waar wachten Christenen op?
Christenen wachten op de komst van Christus om hen uit de wereld mee te nemen (of ‘op te nemen’). Deze gebeurtenis wordt beschreven in 1. Thessalonika 4:16-17: ‘Want de Heer Zelf zal met een bevelend roepen, met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God neerdalen van de hemel. En de doden in Christus zullen eerst opstaan. Daarna zullen wij, de levenden die overblijven, samen met hen in wolken opgenomen worden, de Heer tegemoet in de lucht…’. Hierbij wordt de Gemeente tegelijk met de heiligen van vroeger tijden opgenomen in heerlijkheid (hoewel de zegeningen van die heiligen uit oudtestamentische tijd zullen verschillen van die van de Gemeente). Hierdoor weten wij dat Christus persoonlijk zal komen, en dit zal plaatsvinden in de lucht, niet op aarde. Dit gegeven van de opname was in het Oude Testament nog niet geopenbaard: ‘Zie, ik zeg u een verborgenheid: Wij zullen niet allenontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden’ (1. Kor 15:51). Sommige Christenen hebben gedacht dat ze moesten wachten op het koninkrijk of zelfs dat ze moesten proberen de weg daarvoor te bereiden. Maar Christus zegt: ‘Ja, Ik kom spoedig’, en de ware Christelijke houding is wachten op deze gebeurtenis: ‘Ja, kom, Heere Jezus’ (Op. 22:20). Zie ook Johannes 14:2, 3 en Mattheüs 24:45-50.

4.2 Zijn er nog profetieën die vervuld moeten worden voor de opname?
Nee, absoluut niet één. De opname kan elk moment plaatsvinden. In 1. Thessalonika 4:16, 17 (geciteerd in antwoord 4.1) zegt Paulus: ‘Wij, de levenden ... zullen opgenomen worden’. Dit laat zien dat, zelfs in de eerste eeuw, Christenen de komst van de Heer Jezus verwachtten, en moesten verwachten, op elk moment en zeker tijdens hún leven hier op aarde.

4.3 Wat betekent de opname voor Christus?
De opname is de gebeurtenis waar Christenen nu op wachten. Hij is de Bruidegom en het zal een vreugde voor Hem zijn om Zijn Bruid met Zich mee te nemen. Het is goed om dit in gedachten te houden, zoals de apostel Paulus zegt: ‘En moge de Heer uw harten richten tot de liefde van God en tot de volharding van Christus’ (2. Thess 3:5). Een illustratie hiervan is het wachten van Izak op de komst van Rebekka (Gen 24:63). Toen Hij nog op aarde was bad de Heer Jezus: ‘Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn die U Mij gegeven hebt, opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen’ (Joh 17:24).

4.4 Wat betekent de opname voor degenen die bij Christus horen?
Het betekent dat wij in een gezegende positie zullen zijn; het einde van alle lijden, tranen en zorgen. Boven alles betekent het dat wij voor altijd bij Christus zullen zijn: ‘En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn’ (1. Thess 4:17). Dit wordt onderstreept in Johannes 14:3: ‘... kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben’. Het zal de gelukkige en gezegende vervulling zijn van de hoop en het verlangen van de Bruid. Zo staat het in de Bijbel beschreven. Leeft dit ook in mijn hart en in het uwe?

4.5 Hoe weten wij dat er een periode van ‘grote verdrukking‘ komt?
Het staat in de Bijbel. Jeremia spreekt van ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’ (30:7). Daniël bevestigt dit: ‘Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd’ (12:1). Daarna noemt de Heer Jezus het nog eens in Mattheüs 24:21 en in Markus 13:19.

4.6 Wat bedoelen wij precies met ‘de grote verdrukking’?
Het is een tijd van verdrukking na de opname (zie vraag 4.10). De grote verdrukking betreft:
- ten eerste, de hele aarde (Op. 3:10; Matth 24:6-7) enz.
- ten tweede, Israël: er zal verdrukking zijn voor heel Judea, vanuit Assyrië (Jes 28) als tucht, en er zal verdrukking zijn voor ‘het overblijfsel’ van trouwe Joden die onderdrukt zullen worden door de antichrist(Matth 25:15).

4.7 Welke heiligen zullen de periode van verdrukking meemaken?
Sommigen leren dat Christenen, d.w.z. de gelovigen die de Gemeente [Zie hoofdstuk 7: De Gemeente vandaag.] vormen, de periode van verdrukking door zullen maken. Maar is dat wat de Bijbel leert? Helemaal niet:
- Jeremia 30:7 spreekt over ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’, dus het betreft de Joden;
- Daniël 12:1 spreekt erover in verband met het volk van Daniël; opnieuw dus Israël;
- Mattheüs 24 verwijst naar dezelfde gebeurtenissen als Daniël en verder staat daar nog meer bewijs dat de betreffende mensen Joden zijn: de bergen van Judea, de sabbat, enz.;
- Openbaring 3:10: dit is weliswaar gericht aan de gemeente in Filadelfia, maar er staat dat de gelovigen bewaard zullen worden voor (niet: in!) het uur van de verzoeking, en niet dat zij dat mee moeten maken;
- Openbaring 7:9-14 laat vervolgens zien dat de oudsten (die de Gemeente vertegenwoordigen) een andere groep vormen dan die van degenen die uit de verdrukking zijn gekomen.
Alle Bijbelgedeelten die de periode van verdrukking noemen versterken dus hetzelfde punt: de heiligen die door die bijzondere periode van verdrukking gaan, maken geen deel uit van de Gemeente, die dan immers al is opgenomen; zij zijn gelovigen, maar geen Christenen.

4.8 Krijgen Christenen dan niet te maken met beproeving en verdrukking?
Zeker wel. De Heer Jezus heeft tegen Zijn discipelen gezegd: ‘In de wereld zult u verdrukking hebben’ (Joh 16:33). In het algemeen betekent dit dat iedereen die echt de Heer volgt moeilijkheden en zelfs ‘verdrukking’ zal ondervinden omdat de wereld vijandig tegenover Christus staat. Dit is echter heel iets anders dan ‘de periode van grote verdrukking’. Het gedeelte in 2. Thessalonika 1:4-2:3 legt uit dat de verdrukkingen waarmee de Thessalonikers te maken hadden heel anders waren dan ‘de periode van verdrukking’ die betrekking heeft op de komst van de ‘dag van Christus’ (2. Thess 2:2, zie vraag 4.9).

4.9 Wat is de ‘dag van de Heer’?
De uitdrukking ‘de dag van Jahweh’ of ‘de dag van de Heer’ [Letterlijke vertalingen gebruiken ‘dag van Jahweh’ (de HEERE) in het Oude Testament.] wordt in de Bijbel gebruikt om een periode aan te duiden; niet een dag van 24 uur. Deze ‘dag’ zal niet beginnen voordat de Gemeente is opgenomen (zie vraag 4.1-4.4) en zal nog voortduren tijdens de grote verdrukking (2. Thess 2:3, 4, zie vraag 4.11).
De dag van de Heer wordt gekenmerkt door verschrikkelijke oordelen (Jes 13:9; Joël 1:15; 2:1, 11, 31; Zef 1:7-18, enz.) die plaats zullen vinden voordat de Heer Jezus in glorie verschijnt. Deze ‘dag’ houdt ook het einde van deze aarde in (2. Petr 3:10). Daardoor betekent het ook het verschijnen van de Heer in glorie (vraag 4.12-4;15) en Zijn duizendjarig rijk (vraag 3.3-3;6 o.a. in de HSV wordt jammer genoeg ook in 2 Thess. deze dag als dag van Christus omschreven, in plaats van als ‘dag van de Heer’). De Christen zal deze oordelen niet meemaken (vraag 4.7). Voor hem heeft de dag van de Heer te maken met beloning en als gevolg daarvan ook met verantwoordelijkheid (2. Kor 1:14). In dit verband wordt de dag van de Heere ook wel omschreven als de dag van Christus (Filipp 1:10, 2:16).

4.10 Wanneer vindt deze ‘grote verdrukking’ plaats?
In de tweede helft van een periode van zeven jaar, tussen de opname van de Gemeente en de vestiging van het Vrederijk. In de profetie van Daniël over de 70 weken (1 profetische week is 7 jaar) in Daniël 9, zit er een hiaat tussen week 69 en week 70 (Dan 9:25-27). Aan het einde van week 69 wordt Christus gekruisigd (de ‘uitroeiing’ van de Messias). Daarna komt de tussenperiode van de Gemeente (waarin wij nu leven) die niet genoemd wordt door Daniël. Dus week 70 moet nog komen. Tijdens de eerst drie-en-een-half jaar van deze periode van verdrukking zullen de voorziene oordelen van God op de aarde neerkomen (hongersnood, oorlogen, enz.; zie Openb 6). De laatste drie-en-eenhalf jaar zullen nog veel erger zijn; een tijd van ongekende verdrukking: ‘Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en ook niet weer zijn zal’ (Matth 24:21). Dit is de grote verdrukking. Deze tweede helft van de week wordt omschreven als drie-en-een-half jaar (of ‘tijd’), als 42 maanden, en als 1260 dagen in Openbaring 11-13 enz. Er zal onderdrukking komen door de Joodse ‘antichrist’ en door de regering van het herstelde Romeinse rijk (het eerste ‘beest’ uit Openbaring 13). Daarnaast zullen de oordelen van God op de aarde neerkomen (zie Openb 6-19).

4.11 Wat gebeurt er halverwege deze ‘periode van verdrukking’?
Halverwege week 70 (dus na drie-en-een-half jaar in de periode van verdrukking) zullen er vier belangrijke gebeurtenissen plaatsvinden:
- Satan wordt vanuit de hemel op de aarde neergeworpen (Op. 12:7-9);
- De Joodse offers in de tempel zullen ophouden (Dan 9:27);
- De antichrist zal in de tempel zitten en aanbidding opeisen (2. Thess 2:4);
- De ‘gruwel van de verwoesting’ zal daar beginnen (Matth 24:15).

4.12 Wat bedoelen wij met de ‘verschijning’ van Christus’?
De Heer Jezus Christus zal met macht terugkeren naar deze aarde, vergezeld door engelen (2. Thess 1:7) en de heiligen (2. Thess 1:10) die tijdens de opname meegenomen werden naar de hemel (zie vraag 4.1 en 4.2). Deze gebeurtenis is in het Oude Testament aangekondigd door profeten (zoals in Dan 7:13, 14). Hij zal naar de Olijfberg komen (Zach 14:4) waarvandaan Hij naar de hemel was opgevaren na Zijn opstanding (Hand 1:9-12).

4.13 Wat betekent de verschijning van Christus voor Israël en West-Europa?
Israël of om precies te zijn een gelovige minderheid in Israël (het ‘overblijfsel’; zie Rom 7:27 en Jes 10:20-22), zal beseffen dat Christus Degene is Die zij gekruisigd hebben, en het zal berouw hebben en Hem aanvaarden (Zach 12:10-14, Openb 1:7). De meerderheid van de mensen zal geen berouw hebben en geoordeeld worden. West-Europa wordt in profetieën omschreven als het herstelde Romeinse Rijk [Het eerste beest in Openbaring 13 vertegenwoordigt het toekomstige hoofd van het herstelde Romeinse Rijk. Dit boekje gaat niet in op het uitgebreide bewijs hiervoor, maar dit kan men vinden in uitgebreide commentaren op het Boek Openbaring (met name de hoofdstukken 13 en 17). Zie de aanbevolen lectuur aan het eind van dit boek.], als een verbond van ‘koningen’ die een deel van hun macht overlaten aan het hoofd van dit rijk (Op. 17:13). Tragisch genoeg zullen deze ‘oorlog voeren tegen het Lam’, maar ‘het Lam zal hen overwinnen’ (Op. 17:14; 19:19). Hij zal de West-Europese legers vernietigen door de adem van Zijn mond (zie ook het ‘zwaard’ dat uit Zijn mond komt in Openbaring 19:21).

4.14 Wat betekent Zijn verschijning voor Christus?
Het zal het moment van glorie en luister zijn. Hij weigerde door mensen tot Koning gekroond te worden (Joh 6:15), stelde Zichzelf in alle nederigheid in Jeruzalem voor (Zach 9:9; Matth 21:7-10) en werd kort daarna als Verachte verworpen. Maar na Zijn verschijnen zal Hij door de hele wereld erkend (Filipp 2:10, 11), ‘verheerlijkt’ en ‘bewonderd’ worden (2. Thess 1:10). Degene Die ooit een kroon van doornen droeg (over vloek gesproken, Gen 3:18), zal dan ‘vele diademen’ (Op. 19:12) dragen als de ‘Koning der koningen en de Heer der heren’ (Op. 19:16).

4.15 Wat betekent de verschijning van Christus voor Christenen?
Hoewel de ware Christenen wachten op de opname van de Gemeente (vraag 4.1) hebben ze Zijn verschijning lief (2. Tim 4:8). Aan de ene kant zal het de dag van luister zijn voor hen als de resultaten van het werk van Christus en van hun dienst aan Hem gezien zullen worden (Filipp 1:6, 10; 4:1; vraag 4.9) en als die zullen bijdragen aan de glorie en de bewondering die Hij ontvangt (2. Thess 1:10). Aan de andere kant, en dat is nog belangrijker, zal het de dag zijn waarop hun Meester, Die zij gevolgd hebben toen Hij afgewezen werd, door iedereen geëerd en erkend zal worden. De dag van pracht en glorie voor de Koning der koningen moet een dag van vreugde zijn voor de Bruid.
