De Heer Jezus - Zijn lijden
2.1 De Heer Jezus stierf; was Hij daarom een Martelaar?
Ja, maar Zijn dood betekent veel meer dan dat. Het woord ‘martelaar’ betekent ‘getuige’ en wordt normaal gesproken gebruikt voor een trouwe getuige die sterft om zijn of haar getuigenis.
Dit geldt zeker voor Christus. Hij was de ‘getrouwe en waarachtige Getuige’ (Openb 3:14) en was ‘gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de dood van het kruis’ (Filipp 2:8). Maar de volgende vragen en antwoorden laten zien, aan de hand van de Bijbel, dat Zijn dood ook - en in de eerste plaats - een fundamentele betekenis had voor anderen, en veel meer was dan alleen de dood van een trouwe Martelaar.
2.2 Werd Hij ter dood gebracht of legde Hij Zijn leven af?
Beide, dit zijn twee zijden van dezelfde munt; het is beide waar. De mensen deden al het nodige om Hem ter dood te brengen; ze kruisigden Hem, wat hen tot Zijn moordenaars maakte (Hand 2:23). Dit is de kant van de verantwoordelijkheid van de mens.
Tegelijkertijd echter legde Christus Zijn leven vrijwillig af (Joh 10:11, 15, 17, 18). We lezen ook: ‘ Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest’ (of: gaf de geest over; Joh 19:30). Dit is de kant van Zijn goddelijke macht en liefde.
2.3 Waarom is de Heer Jezus gestorven?
Dit thema is zo wonderbaarlijk dat een kort antwoord bijna onmogelijk is. Christus stierf
- om Zijn uiterste gehoorzaamheid aan God te laten zien,
- om God te verheerlijken met betrekking tot de zonde,
- om de Vader te verheerlijken door Zijn liefde bekend te maken, door God in staat te stellen
- om de goddelozen te rechtvaardigen; en
- Hij stierf om redding en geluk te brengen aan de mensheid, die van God was weggelopen.
2.4 Heeft de Heer Jezus mijn zonden gedragen?
Dat hangt ervan af. Als u in Hem gelooft, als u met uw zonden bij Hem bent gekomen en als u Hem als uw persoonlijke Verlosser heeft aangenomen, dan is het antwoord ‘ja’. De Heer Jezus heeft ‘onze’ zonden gedragen; dat wil zeggen, de zonden van allen die in Hem geloven (1. Petr 2:24).
Er staat nergens in de Bijbel dat Hij de zonden ‘van iedereen’ heeft gedragen, maar dat Hij de zonden ‘van velen’ heeft gedragen (Jes 53:12).
2.5 Is de dood van Jezus Christus voldoende voor iedereen omvergeving te ontvangen?
Ja. De dood van Christus is voldoende voor iedereen om bij Hem te komen, maar alleen degenen die dat ook daadwerkelijk doen zullen daar baat bij hebben (zie vraag 2.6). Het aanbod geldt voor iedereen:
- ‘...God, onze Heiland, Die wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen’ (1. Tim 2:3-4)
- ‘Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken!’ (Joh 7:37)
- ‘...en laat hij die wil, het water van het leven nemen om niet’ (Op.22:17).
2.6 Krijgt iedereen vergeving?
Vergeving is voor iedereen beschikbaar (zie vraag 2.5), maar niet iedereen zal vergeven worden. De voorwaarde voor vergeving is: persoonlijk geloven in Christus. In de Bijbel staat:
- ‘... opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwigleven heeft’ (Joh 3:16)
- ‘Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoonongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijftop hem’ (Joh 3:36).
2.7 Wat is verzoening?
Het woord ‘verzoening’ of ‘zoenoffer’ (Engels: propitiation, Duits: Sühnung) komt voor in 1. Johannes 2:2: ‘En Hij is het Zoenoffer voor onze zonden; en niet voor onze zonden alleen, maar ook voor de hele wereld’. In welk opzicht is Hij de verzoening ‘voor de hele wereld’? Nu, Zijn offer is zo groot en is zo waardevol in de ogen van God, dat Hij op basis hiervan aan iedereen redding kan aanbieden, hoewel niet iedereen dit offer aanneemt (zie vraag 2.5 en 2.6).
Onthoud dat God heilig en rechtvaardig is. Om die reden zou elke zondaar geoordeeld en schuldig verklaard worden door Hem. Zonder het werk van Christus aan het kruis zou dit de enig mogelijke uitkomst zijn. Maar dank aan God! Christus is gestorven en werd het Zoenoffer, zodat God in staat is om onbeperkt redding aan te bieden aan iedereen. In dit opzicht heeft Christus Zichzelf gegeven ‘voor allen’ (1. Tim 2:6). Dat wil zeggen: Zijn genade-aanbod strekt zich uit tot allen.
In Romeinen 3:25 staat een woord dat hieraan gerelateerd is; in deze tekst staat dat God Christus heeft voorgesteld als een ‘middel tot verzoening’ door het geloof in Zijn bloed. Deze term zinspeelt op het deksel [Het Hebreeuwse woord voor verzoening betekent letterlijk ‘dekken’ - zie vraag 5.11.] van de ark, dat ‘het verzoendeksel’ werd genoemd (Ex 25-27). De ark stond in de tabernakel, in het heilige der heiligen, en werd een keer per jaar besprenkeld met bloed (Lev 16:14). Dit illustreert het feit dat de dood van Christus heeft voldaan aan de heilige eisen van God.
In het kort: het verzoenende offer van Christus stelt God in staat om onbeperkt redding te bieden aan alle mensen. Maar het wordt alleen van kracht voor degenen die het in geloof aannemen.
2.8 Wat betekent plaatsvervanging?
Een plaatsvervanger is iemand die uw plaats inneemt. Aan het kruis heeft Christus de plaats ingenomen van degenen die in Hem geloven. De Rechtvaardige heeft geleden voor de onrechtvaardigen (1. Petr 3:18). Hij heeft ‘onze’ zonden gedragen (Jes 53:12 en 1. Petr 2:24). Door Zijn striemen zijn wij genezen (1. Petr 2:24).
De bekende woorden uit Jesaja geven de betekenis van de plaatsvervanging zo goed weer: ‘Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen... Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid vanons allen op Hem doen neerkomen’ (53:5-6).
Vanuit dit gezichtspunt is de Heer Jezus gekomen ‘om Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen’ (Matth 20:28): het zijn ‘velen’ die het daadwerkelijk - berouwvol over hun eigen verloren toestand - gelovend hebben aangenomen. Plaatsvervanging heeft alleen betrekking op degenen die geloven.
2.9 Wat betekent het zoenoffer van Christus?
De betekenis van ‘zoenoffer’ komt van het Hebreeuwse woord voor ‘dekken’. Het houdt zowel verzoening (zie vraag 2.7) als plaatsvervanging (zie vraag 2.8) in. Dit wordt geïllustreerd door de ‘Grote Verzoendag’ (zie Lev 16). Op die dag stond centraal dat er twee geiten geofferd werden: één voor de Heere (verzoening) en één voor de mensen (plaatsvervanging). De hogepriester sprenkelde het bloed van de eerste geit op het verzoendeksel maar beleed al de zonden van de mensen op het hoofd van de tweede geit. Daarna werd deze geit de wildernisin gestuurd.
Christus heeft verzoening bewerkt; door Zijn werk is de schuld voor God voldaan en wordt Hij verheerlijkt (verzoening), en ‘onze’ zonden zijn door Hem gedragen (plaatsvervanging).
2.10 Heeft het zoenoffer van Christus te maken met het Goddelijk oordeel?
Absoluut. Sommigen leren dat het zoenoffer simpelweg betekent dat Christus ‘het kwaad op Zich nam’ of ‘Zich identificeerde met de kwade gesteldheid van de mens’. Hiermee wordt voorbijgegaan aan het feit dat de straf voor onze vrede op Hem lag (Jes 53:5), dat het ‘zwaard van God’ gericht werd tegen Zijn Metgezel, dus tegen Christus (Zach 13:7). Christus heeft onze zonden gedragen, dat wil zeggen: de straf voor onze zonden.
2.11 Houdt het zoenoffer van Christus bevrijding van lichamelijklijden in?
Nee, niet zolang we nog op aarde zijn. Sommige mensen hebben een verkeerde conclusie getrokken uit een verklaring in Jesaja 53:5: ‘Door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen’. Deze tekst spreekt echter over ‘onze overtredingen’ en ‘onze vrede’, waarmee duidelijk wordt dat ‘genezing’ te maken heeft met het probleem van de zonde; de verschrikkelijke ziekte van de zonde, en niet met lichamelijke aandoeningen als zodanig.
Op deze manier wordt ook vers 4 van hetzelfde hoofdstuk wel verkeerd begrepen: ‘Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen’. Deze tekst heeft geen betrekking op het zoenoffer maar op de wonderen van genezing die de Heer Jezus tijdens Zijn openlijke dienst op aarde soms deed. Dit wordt duidelijk in Mattheüs 8:17, waar deze tekst geciteerd wordt.
Wij wachten nog steeds op ‘de verlossing van ons lichaam’ (Rom 8:23). Zie ook vraag 6.32.
2.12 Wat betekent ‘vrijkopen’ of ‘verlossen’?
Vrijkopen betekent in deze context het terugkrijgen, door middel van betaling, van iets wat oorspronkelijk van u was, of iemand vrijstellen. Onder de wet van Mozes kon een erfgenaam worden vrijgekocht (Lev 25:25). Als iemand in armoede geraakt was om wat voor reden dan ook, en zijn bezittingen was kwijtgeraakt, dan kon een familielid hem en/of zijn bezittingen ‘vrijkopen’ (ook als hij zijn persoonlijke vrijheid was kwijtgeraakt). Een voorbeeld hiervan vinden we in hetBijbelboek Ruth, waar Naomi alles kwijtgeraakt is en Boaz haar vrijkoopt, of ‘lost’.
Christus heeft degenen die Hem toebehoren vrijgekocht, en alleen hen. De prijs die Hij daarvoor betaalde was Zijn bloed (1. Petr 1:18), dat wil zeggen, Zijn leven.
2.13 Wat betekent ‘kopen’?
Iets kopen heeft natuurlijk ook te maken met een prijs die betaald moet worden, maar het is iets anders dan vrijkopen.
Het ‘kopen’ dat de Heer Jezus heeft gedaan, heeft betrekking op de hele wereld, niet alleen op gelovigen. De volgende tekst maakt dit duidelijk: ‘Maar er waren ook valse profeten onder het volk , zoals er ook onder u valse leraars zullen zijn, die verderfelijke sekten tersluiks zullen invoeren en de Meester, Die hen gekocht heeft, zullen loochenen en een spoedig verderf over zichzelf brengen’ (2. Petr 2:1). Deze valse profeten waren ‘gekocht’ of ‘aangekocht’. Maar ze waren duidelijk niet vrijgekocht (ze geloofden niet in de Heer Jezus), omdat zij Hem verloochenden en zo ‘verderf’ over zichzelf brachten.
Een interessante illustratie is de gelijkenis van de schat in de akker. De hele akker werd gekocht vanwege de schat (de akker staat voor de wereld, Matth 13:38, 44). De dood van Christus geeft Hem de aanspraak op, of het recht over de hele wereld; iedereen is gekocht (naast het recht dat Hij heeft als Schepper) - en heeft dus eens te meer een reden waarom hij / zij eenmaal verantwoording aan Christus zal moeten afleggen over zijn / haar leven en keuze voor of tegen de Heer.
2.14 Wanneer droeg de Heer Jezus de zonden van degenen die in Hem geloven?
Laat het duidelijk zijn: niet tijdens Zijn leven, en niet in het graf; zelfs niet in de eerste drie uur aan het kruis. Christus droeg onze zonden in de drie uren van duisternis, ‘van het zesde tot het negende uur’ (Matth 27:45). In die uren was er duisternis, en stilte. Tot het negende uur zijn er geen uitingen van de Heer te horen. Uiteindelijk kan niemand bevatten wat er gebeurde in die uren, maar de uitroep van de Heer aan het eind tilt een klein tipje van de sluier op: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ (Matth 27:46).
Alleen Christus is door God verlaten geweest, en alleen in deze drie uren waarin Hij het zoenoffer bracht. Voor die tijd was Hij ongehinderd en voortdurend onbeperkt in gemeenschap met God; altijd. En na die tijd kon Hij dat ook, want Hij richt Zich aan het eind tot de Vader en beveelt Zijn geest in Zijn handen (Luk 23:34, 46). Ook 1. Petr 2:24 laat duidelijk zien dat het ‘aan het kruis’ was dat Hij onze zonden droeg.
2.15 Waarom werd de Heer Jezus door God verlaten?
Dit stond inderdaad compleet in contrast tot de ervaring en de verwachtingen (Ps 37:25). De uitroep van de Heer ‘waarom hebt U Mij verlaten?’ staat in Psalm 22:1, waarin vervolgens wordt uitgelegd dat, normaal gesproken, degenen die vertrouwen op God ‘gered’ worden en ‘niet beschaamd’ zullen worden (vs. 4 en 5). Dus hoe kon Degene Die het meest trouw was verlaten worden door God?
Het eerste antwoord is ‘Maar U bent heilig’ (vs. 3). Toen Christus onze zonden droeg, moest God in Zijn heiligheid afstand van Hem nemen en Hem zelfs oordelen, om Hem ‘te verbrijzelen’ (Jes 53:10).
Het tweede antwoord staat in het Nieuwe Testament: Christus werd ‘voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem’ (2. Kor 5:21).
Het was dus vanwege onze zonden dat Christus door God werd verlaten (Hijzelf was zonder zonde, zie vraag 1.6). Dat raakt onze harten. Is Hij hierom niet onze eeuwige aanbidding waard?
2.16 Werd Hij ooit verlaten door Zijn Vader?
Dit staat niet in de Bijbel. Als we over Hem spreken als verlaten zijnde, wordt er altijd naar God verwezen, niet naar de Vader: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ (Matth 27:46; Mark 15:34; Ps 22:1). Wat betreft Zijn gemeenschap met de Vader bevestigt Hij dat die ononderbroken was: ‘Hij die Mij gezonden heeft, is met Mij; Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem welbehaaglijk is … Ik ben niet alleen, want de Vader is met Mij’ (Joh 8:29, 16:32).
Aan de andere kant bevestigt de Bijbel, als we over Christus spreken als de Zoon van de Vader, dat Hij altijd in de schoot van Zijn Vader is en was [In feite wordt het werkwoord ‘zijn’ in de Griekse grondtekst als onvoltooid deelwoord (‘zijnde’) gebruikt, wat het tijdloos maakt: ‘de eniggeboren Zoon, zijnde in de schoot van de Vader’.] (Joh 1:18). Zonder te proberen de dingen die voor ons verborgen zijn te begrijpen, doen we er goed aan om dit onderscheid te maken.
Een illustratie zou ons kunnen helpen. Stel dat een rechter zijn eigen zoon voor zich krijgt in de beklaagdenbank en dat hij schuldig wordt verklaard, wat zou er dan gebeuren? Als rechter moet de rechter zijn zoon schuldig verklaren, maar als vader zal zijn hart altijd naar zijn zoon uitgaan. Natuurlijk was de Heer Zelf nergens schuldig aan, maar Hij werd veroordeeld om onze zonden.
2.17 Was Hij nog steeds door God verlaten toen Hij stierf?
Nee. Hij zei: ‘Het is volbracht’ (Joh 19:30) en beval Zijn geest in de handen van de Vader (Luk 23:46). Zie ook vraag 2.14.
2.18 Hoe weten wij dat God de prijs die de Heer Jezus betaaldeaanvaard heeft?
Hiervoor bestaat er een duidelijk zichtbaar bewijs. God liet Christus, Die door de mensen aan het kruis genageld was, opstaan uit de dood. Hij heeft Hem vanuit de laagste plek een ereplaats gegeven aan Zijn rechterhand (zie Ef 1:19-23 en Hand 2:24, 32; 3:15). Daarom hoeven wij er niet aan te twijfelen dat God de prijs aanvaard heeft; Christus is tot onze rechtvaardiging opgewekt (Rom 4:25).
2.19 Zou er iemand gered kunnen worden door het rechtvaardigeleven van de Heer?
Nee. Sterven was noodzakelijk. Anders zou de ‘tarwekorrel’ altijd alleen gebleven zijn (Joh 12:24). Zonder het vergieten van bloed (d.w.z.: zonder dat er leven wordt gegeven) vindt er geen vergeving plaats (Hebr 9:22). Als wij gered zouden zijn door het rechtvaardige leven van Christus (Die Zich aan de wet hield), waarom stierf Hij dan ook? ‘Als er rechtvaardiging door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven’ (Gal 2:21).
Laten we in deze context eens kijken naar Romeinen 5:10: ‘Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood van Zijn Zoon, veel meer zullen wij, nu wij verzoend zijn, behouden worden door Zijn leven’. Deze tekst zegt dat wij behouden zullen worden ‘door Zijn leven’, maar het gaat hier over:
- mensen die al verzoend zijn;- redding uit de moeilijkheden die we op onze weg tegenkomen; niet over eeuwige redding;
- het leven van de Heer na Zijn dood, in Zijn opstanding, in de hemel, en niet over Zijn leven op aarde voor Zijn dood.
2.20 Waarom is het verkeerd als iemand leert dat een geredde persoonzijn redding kwijt kan raken?
Er zijn mensen die leren dat een gelovige gered is, maar dat hij, als hij niet trouw is in zijn leven, zijn redding weer kwijt kan raken. Dit staat gelijk aan het zeggen dat u twee dingen nodig hebt om gered te worden; ten eerste, het werk (lees: de dood) van Christus, en ten tweede uw eigen heilige leven. Dat betekent in feite dat het werk van Christus op zichzelf niet genoeg is. Daarom is zeggen dat een gelovige zijn redding kwijt kan raken een belediging ten aanzien van wat Christus volbracht heeft aan het kruis!
Los daarvan, als redding afhankelijk was van onze eigen trouw, zouden we nooit ‘vrede met God’ kunnen hebben en zouden we er nooit zeker van kunnen zijn dat er ‘geen veroordeling‘ meer voor ons is; beide dingen zijn echter wél zeker en vast (Rom 5:1, 8:1).
2.21 Wat is verzoening (of: vrede vestigen) van Gods vijanden?
Verzoening (Engels: reconciliation, Duits: Versöhnung) betekent ‘in harmonie brengen met’; het duidt op het vestigen van vrede. Vijanden hebben verzoening nodig. God hoefde Zich niet met de mens te verzoenen, maar de mens moet zich laten verzoenen met God (2. Kor 5:20). Deze betekenis van verzoening is niet hetzelfde als de verzoening door het offer van Christus (zie vraag 2.7), maar hij kan alleen plaatsvinden als de verzoening door het offer van Christus heeft plaatsgevonden.
2.22 Zullen alle mensen uiteindelijk gered worden?
In de Bijbel staat dat alle dingen met God verzoend zullen worden, maar niet elke mens. In de bedoelde teksten staat het als volgt: ‘Want het behaagde de hele Volheid in Hem te wonen en door Hem alle dingen tot Zichzelf te verzoenen, na vrede gemaakt te hebben door het bloed van Zijn kruis, door Hem, hetzij de dingen die op de aarde, hetzij de dingen die in de hemelen zijn’ (Kol 1:19, 20).
De tekst spreekt over ‘dingen’; niet over personen. Het hele universum is aangetast en bezoedeld door de zonde en door de vele zonden van de mensheid. Daarom moeten (en zullen) ‘alle dingen’ weer in harmonie met God gebracht worden; alles op basis van het werk van de Heer Jezus aan het kruis: ‘door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis’.
2.23 Wat is universalisme (alverzoening)?
Dit is een fundamenteel valse leer, die beweert dat alle mensen uiteindelijk gered zullen worden. Dit staat nergens in de Bijbel, hoewel sommige teksten verkeerd geïnterpreteerd zijn om het te doen voorkomen alsof dit wel zo is (zie vraag 2.22). Verder druist universalisme lijnrecht in tegen Bijbelteksten als Johannes 3:36: ‘Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven nie tzien, maar de toorn van God blijft op hem’. Als de toorn van God op zulke mensen ‘blijft’, hoe kunnen ze dan uiteindelijk gered zijn? Er staat bijvoorbeeld in Johannes 3:16 ‘ieder die in Hem gelooft’ en niet gewoon het universele of algemeen geldige woord ‘iedereen’.